Kilometers maken op de Elephant Highway

In de afgelopen weken is mijn tijd vooral besteed aan fietsen, uitrusten en natuurlijk genieten van Afrika. En daarom is deze blog een beetje verwaarloosd, excuses daarvoor. Sinds het vorige bericht heeft de tour zestien etappes afgelegd en zijn de fietsers 2439 kilometer verder vanuit Malawi via Zambia in Botswana terecht gekomen. Het zijn lange, hete dagen en daarom is het goed om ’s ochtends vroeg te vertrekken. Hoe zuidelijker de tour komt, hoe zichtbaarder de invloed van de Westerse cultuur. Direct na de grensovergang met Zambia is er volop fast food te vinden, is de bevolking erg verzorgd en westers gekleed, zijn er duidelijke parkeerplaatsen en zelfs fietspaden, en zien we voor het eerst Europese automerken naast de talloze Toyata’s. Dit versterkt het gevoel dat Zuid-Afrika steeds dichterbij komt en daarmee ook het einde van dit avontuur. Zambia is net zo groen als Malawi, erg groen! En net zo nat, erg nat! De regenbuien nemen we langzamerhand af en er zijn zelfs enkele droge dagen en nachten bij. Na Zambia gaat de tour over de Elephant Highway, die bijna geen bochten heeft, in het schitterende en vlakke Botswana. Het zou een saaie uitdaging voor jullie zijn om een verslag van iedere fietsdag en iedere rustdag te lezen, dus dat blijft jullie bespaard. Wat dan te schrijven? Misschien over de fietsschoenen van Anton? Hij rijdt namelijk als sinds Cairo op Crocs, waarmee hij een extra grote prestatie levert ten opzichte van de andere fietsers met hun klikpedalen en bijbehorende schoenen? Of over het nachtelijke bezoek van een kikker in de hotelkamer waar Alistair en ik in Lusaka slapen? Of over de bioscoop waarbij de hoeveelheid popcorn, cola, overvoede mensen en actie en geweld op er witte doek op geen enkele manier onderdoet voor een bezoek aan een bioscoop in Nederland? Of over de fantastische barbeques die Tallis onze tourdirector op rustdagen heeft verzorgd? Of over de meterslange kolonne van soldatenmieren die, dapper en medogenloos in onze enkels bijtend, ons kamp doorkruiste? Of over de spectaculaire helicoptervlucht over Victoria Falls en door de Zambezi Gorges? Of over de ochtend waarop mijn luchtbed aanvoelde als een waterbed en er een kikker door de overstroomde voortent van The Long House zwom, en een evacuatie de enige optie was? Of over hoe blij je kunt zijn met een emmer water in een bushcamp zonder sanitair, na een dag rijden in de hete zon? Of over de apen die ‘s nachts mijn Imodium, Ibuprofen en Loperamide hadden gestolen, alle pillen uit de verpakking hadden gehaald en opgegeten, en ongetwijfeld nog steeds last hebben van een verstopping? Of over de enorme olifant die behoorlijk geïrriteerd was toen Craig en ik langsfietsten en met veel lawaai en flapperende oren de achtervolging inzette en wij moesten vluchten met meer dan 45 kilometer per uur en helaas geen tijd hadden voor foto’s of een video? Terugkijkend op de afgelopen weken realiseer ik me dat er een heleboel is gebeurd. De tour is aan het aftellen, over drie dagen zijn we in Namibië, het laatste land voordat we Zuid-Afrika binnen zullen fietsen en in minder dan een maand ben ik weer thuis. De tijd vliegt voorbij. Maar we zijn er nog niet, want tot Kaapstad hebben we nog ruim 2.500 kilometer te gaan.

DSC00191_1DSC00185_1DSC00149_1DSC00130_1DSC00018.jpgDSC00027.jpgIMG_20180328_180741.jpgIMG_20180331_231742-EFFECTS.jpgDSC00063.jpgIMG_20180404_183649.jpgDSC00074_1.jpgDSC00089_1.jpgDSC00113_1.jpgIMG_20180406_091037.jpgDSC00198_1.jpg

Dirt en punch

Bedankt voor alle reacties op de blog, heel erg leuk! En jullie hebben gelijk, ik ben een bofferd. Voor de fietsers van de tour is er inmiddels een dagelijkse routine. De wekker gaat, de tent wordt opgebroken en ingepakt, het ontbijt staat klaar, en dan op weg. Halverwege de rit staat Rayn met de lunch truck langs de weg met een stevige lunch en voor de broodnodige aanvulling van vocht is er bij aankomst in het kamp soep, klaargemaakt door onze kok Errol. De tent wordt weer opgezet en dan is er tijd om uit te rusten en de omgeving te bekijken. Of om de was te doen of de fiets schoon te maken en te onderhouden natuurlijk. Aan het einde van de middag is er onze rider’s meeting waarin Tallis, onze tour-director, de rit voor de volgende dag met ons doorneemt. Hij eindigt altijd met: “Go wash your hands”, hygiëne is belangrijk en handen wassen voor het eten hoort daarbij. Na het eten kletsen de fietsers nog wat onder het genot van koffie of bier en vrijwel iedereen ligt vroeg in z’n bed, soms al rond half acht. Dat is de routine die na twee maanden normaal is geworden. Het is makkelijk om te vergeten wat voor een bijzonder avontuur deze tocht door Afrika eigenlijk is. Ja… ik ben een bofferd! Na aankomst in Singida op zondag komst is het tijd voor een bandenwissel. De asfaltbanden maken plaats voor terreinbanden want de komende vijf dagen gaat de route over onverharde wegen. De Cube ziet er eindelijk weer een beetje stoer uit met met de brede nobbies. Sinds Nairobi regent het iedere dag, niet de hele dag, maar soms serieuze stortregens, en bij het inpakken ’s ochtends zijn de spullen meestal kletsnat. Er blijven iedere dag regenbuien met als gevolg dat de komende dirtroads modderig en glad zijn, en op sommige plaatsen zelfs overstroomd. Voor mountainbikers is het een feest, sommige fietsers met een roadbike kunnen het minder waarderen. Op deze dagen zijn er veel valpartijen, lekke banden, weigerende remmen en kapotte versnellingen. En aan het einde van iedere etappe zijn de fietsers en hun fietsen bedekt met een flinke laag zand en modder. De Cube doet het geweldig en samen met Craig lukt het zelfs twee keer om voor de grote truck aan te komen in het kamp. Steve, de chauffeur, moet het ook langzaam aan doen op deze wegen. De omgeving is mooi, heuvelachtig en groen. Tanzania trakteert ons op prachtige uitzichten en, hoewel het verstandig is om de aandacht vooral op de wegte richten, is het erg de moeite waard om rond te kijken. Ik neem weinig foto’s want de camera is goed en veilig ingepakt in de rugzak, die wordt beschermd door een regenhoes. Te veel gedoe. Na vijf dagen en zeshonderd kilometer bereikt de tour Mbeya. Dit is de laatste bestemming in Tanzania en ook het einde van deze sectie. Op de rustdag worden de asfaltbanden weer gemonteerd en versleten kettingen en tandwielen worden vervangen. Niet iedereen kan dit zelf en Jordan, onze bike-machanic, werkt tot laat in de avond om te zorgen dat alle fietsen weer klaar zijn voor de volgende sectie door Malawi. In Mbeya nemen we weer afscheid van een aantal rijders en voegen zich nieuwe rijders bij de tour. In Mbeya regent het ook. En in Mbeya mag ik met Errol mee om inkopen voor de tour te doen. Het is leuk om te zien hoe hij met de plaatselijke marktkooplui onderhandelt over grote hoeveelheden groenten en vlees, en ook leuk om te zien hoe hij supermarkten plundert van hun voorraden. Respect voor de crew die deze tour mogelijk maakt want achter de schermen wordt er keihard gewerkt! Na de rustdag gaat het richting de grens, de etappe is lang maar vooral bergafwaarts.Na de gebruikelijke formaliteiten en het betalen van 75 dollar voor een visum rijden de fietsers Malawi binnen. Er is direct een duidelijk verschil met Tanzania want er zijn talloze fietsers op de weg, fietsen is kennelijk heel gewoon in Malawi. Sommige lokale fietsers vinden het leuk om een stukje met de tour-deelnemers te racen en sommigen zijn zelfs erg snel. En als ze Engels spreken willen ze ook graag een praatje maken en weten waar we vandaan komen. De tweede dag in Malawi eindigt in het Chitimba Beach Resort dat wordt gerund door Ed Peeters en zijn vrouw, die 11 jaar geleden Limburg hebben verlaten om in Malawi hun droom waar te maken. Ze hebben lodges en een kampeerterrein op een prachtige plek aan het strand van Lake Malawi en de zaken zijn goed georganiseerd. Het is bijzonder om zwarte rookpluimen uit het meer te zien opstijgen want water brandt in het algemeen slecht. Bij navraag blijkt het geen rook te zijn maar miljoenen of miljarden vliegen die in het water worden geboren en vervolgens het luchtruim kiezen. Bizar!  ’s Avonds is er een gezellige punch-party en de volgende dag is een rustdag. Dat geeft mij de gelegenheid om weer een bericht op de blog te zetten. Als de statistieken kloppen dan hebben we 5739 kilometer op de fiets afgelegd en resteert er nog 4980 kilometer. We zijn inmiddels 73 dagen onderweg en volgens planning eindigt de tocht over 46 dagen. Er staan ons nog lange etappes te wachten op weg naar Kaapstad.

Ploegend over de evenaar

Na het afscheid van de nonnen in Marsabit staan er vijf fietsdagen op het programma. De nacht ervoor ben ik ziek, ik geef de hele nacht over, voel me ellendig en weet zeker dat ik de volgende dag met de truck zal moeten en mijn efi kwijt ga raken. Ik ben de Sjaak! De volgende ochtend trek ik toch mijn fietskleren aan en ik besluit om te kijken hoe het gaat. Ziek in de truck of ziek op de fiets, het maakt eigenlijk weinig uit. Een ontbijt gaat er niet in, thee gelukkig wel. Maureen blijkt ook ziek te zijn en ook zij gaat rijden. We rijden samen en we leggen langzaam, zwijgzaam en zonder veel te eten de rit van zo’n 100 kilometer af. Eenmaal in het kamp zoek ik een rustig plekje in de schaduw om een paar uur slaap in te halen. Dat voelt beter! De biertjes die avond sla ik over. Helaas verbieden de autoriteiten van Kenya de tweede fietsdag omdat deze door een gebied gaat waar stammen met elkaar vechten en elkaar beroven van kamelen, koeien en geiten. Het wordt een busdag met militaire begeleiding. Dat komt eigenlijk wel goed uit want dan kan ik weer wat op krachten komen. Dat derde fietsdag is de dag dat de tour de evenaar zal bereiken in Nanyuki en dat moet worden gevierd! Deze etappe is een soort puzzeltocht die in teams wordt gereden, ze noemen het scavenger hunt. Het is een leuke afwisseling en één van de opdrachten is dat je iets moet leren van een local. Namens mijn team leer ik van een jonge boer je met twee ossen en een ploeg een akker moet omploegen. Het is zwaar werk! We eindigen op de tweede plaats, waarschijnlijk mede dankzij de whisky en rum waarmee we proberen de jury om te kopen. Het was een leuke dag die wordt afgesloten met de traditionele cross dressing party. De volgende dag fietsen we daadwerkelijk over de evenaar. Gelukkig hebben de Kenyanen een bordje geplaatst en een wit lijntje op de grond geverfd, zodat zelfs na een feestje de evenaar niet te missen is. De dag daarop bereiken we Nairobi en dat betekent het einde van deze sectie van de de tour. Hier nemen we afscheid van Graham, Albert en Gary en verwelkomen we drie nieuwe fietsers: Mula, Steve en Chris. Het kamp is prachtig maar de rustdag valt letterlijk in het water want het regent vrijwel onafgebroken. Het regenseizoen is kennelijk begonnen. Vanuit Nairobi rijdt de tour in twee etappes naar Arusha in Tanzania. Het lijkt alsof we heel kort in Kenya zijn geweest, de tijd is  omgevlogen! In Arusha hebben we drie rustdagen die de meeste fietsers gebruiken voor een safari naar Serengeti en de Ngorogoro krater, ik ook. De safari is geregeld door Steve, de chauffeur van onze truck, die uit Tanzania komt en ook safari-gids is. En wat een prachtige safari heeft hij voor ons geregeld en wat een geluk hebben we met de dieren! Zebra’s, gnoes, leeuwen, panters, jachtluipaarden, olifanten, giraffen, neushoorns, buffels, en nog veel meer soorten laten zich zien, het is echt adembenemend! Na de  safari vertrekken de fietsers richting Mbeya. Dit wordt een zevendaagse serie die start met een etappe van 170 kilometer. Zoals gewoonlijk is het ontbijt om 6.00 en starten de meeste fietsers tussen 6.30 en 7.00. Tanzania is erg mooi en groen. Dit is het gebied van de Massai, zij zijn mooie mensen met een trotse uitstraling, gekleed in hun fraaie rode, blauwe of andere bontgekleurde gewaden. De tocht is over een rustige weg met goed asfalt en redelijk vlak. Samen  met Craig en Richard ben ik rond 13.00 binnen. Dan is de hele middag de tijd om de tent op te zetten en soep, thee en koffie te drinken en lekker bij te komen. Voor sommige fietsers duurt deze dag wat langer. Vooral Katherine verdient groot respect want zij blijft doortrappen, terwijl anderen al lang in de truck zijn gestapt, en zij bereikt rond 17.30 het kamp. Bijna elf uur op de fiets, wat een lange dag voor haar! Maar ze blijft vrolijk en opgewekt. Morgen staat er 158 km op het programma en morgenavond zullen we onze smalle asfaltbanden verwisselen voor onze brede terreinbanden want de dagen daarna ruilen we het asfalt in voor onverharde wegen. De Cube heeft er nu al zin in, ik ook. De tijd vliegt van de reis naar Kaapstad is al op de helft.

DSC01954DSC01863DSC01332DSC01281DSC01687DSC01421DSC01315DSC01256DSC01358DSC01452~2DSC01438~6DSC01828DSC01711DSC01570DSC01568

Struisvogels en nonnen

Eindelijk heb ik weer fatsoenlijk internet en kan ik weer eens iets op de blog zetten. Dank voor jullie geduld en voor al jullie reacties op de blog, erg leuk!. Een dag later dan gepland verlaat de tour Addis Ababa. Helaas zitten de fietsers allemaal in een bus en staan de fietsen op een truck. Tegelijkertijd gaan vele jonge Ethiopiërs, vooral jonge mannen, in tegenovergestelde richting, in de richting van Addis Ababa. Ze marcheren in groepjes of ze zitten opgepropt als vee in grote vrachtwagens en ze roepen continu leuzen. Deze mensen zijn op weg om te protesteren tegen het huidige regime en dat is de reden dat wij van de autoriteiten niet mogen fietsen. Naast de protestgangers is er ook een grote politiemacht met vuurwapens en wapenstokken op de been. De sfeer is dreigend en keer op keer moet het konvooi stoppen en moeten alle ramen gesloten worden als we terecht komen in een nieuwe golf Ethiopische protestgangers die ons tegemoet komt. Omdat het internet in Ethiopië buiten Addis Ababa compleet onmogelijk is, komen de deelnemers aan de tour maar moeilijk aan informatie over wat er gaande is. Vanwege de onrust zou je bijna vergeten om te genieten van het prachtige Ethiopische landschap waar het konvooi doorheen rijdt. Hoewel het spannend is verloopt de rit prima en we stoppen in een natuurpark waar we ons kamp opslaan. Tijdens het opzetten van de tent krijg ik onverwachts bezoek van een struisvogel die kennelijk nieuwsgierig is naar “The Long House”, zoals Frank uit Canada mijn tent heeft gedoopt. Dat komt zeker omdat mijn tent de langste is van allemaal. Naast struisvogels zijn er ook wilde zwijnen en antilope in het park, maar die houden een gezonde afstand tot ons kleurrijke kamp. ‘s Avonds vertelt onze lokale begeleider dat er honderden politieke gevangenen zijn vrijgelaten en de premier van Ethiopië is afgetreden. De protesten zijn geslaagd, de mensen zijn blij en vieren feest! De volgende dag is weer een busdag en de dag daarna mogen we eindelijk weer fietsen. Het is een korte maar hele hete etappe naar het stadje Konso met op de route zo’n 25 km dirt road. Dat vindt de Cube wel leuk! Samen met Craig uit Zuid-Afrika en Richard uit de US zijn we snel in de buurt van Konso waar ons een verrassing wacht. De laatste 10 km zijn steil bergopwaarts en dat valt helemaal niet mee in deze hitte. Ik moet Craig en Richard laten gaan. De beloning is een prima hotel met koud bier en een geweldig uitzicht over het kleine stadje. De volgende dag vertrekt de tour in een konvooi van 10 terreinwagens voor een driedaagse tocht door de Omo vallei om oorspronkelijke Ethiopische stammen te bezoeken. Het landschap is weer prachtig, de wegen zijn slecht, en de stammen zijn duidelijk gewend aan bezoek van nieuwsgierige westerlingen. Eigenlijk gedragen ze zich als een toeristische attractie, een soort levend openluchtmuseum. Als het lukt om daar doorheen te kijken krijg je wel een uniek beeld van het oorspronkelijke leven van deze mensen. Ze leefden voornamelijk van veeteelt maar inmiddels brengen de westerlingen meer geld in het laatje. In de auto kunnen we eens rustig nadenken over het effect van tourisme op het leven van deze mensen. Tijdens het bezoek aan de stammen blijkt dat het weer in Ethiopië niet altijd warm en zonnig is maar het kan ook flink waaien, regenen en onweren. De tenten worden de volgende ochtend nat ingepakt. Na onze tocht door de Omo vallei fietst de tour nog drie dagen door Ethiopië op weg naar Kenya. Waar je ook stopt langs de weg, binnen één minuut verschijnen er kinderen uit alle richtingen. Gelukkig blijken ze in deze omgeving niet of nauwelijks met stenen te gooien of met stokken te zwaaien dus we bereiken zonder al te veel problemen ons laatste kamp in Ethiopië. En Ethiopië neemt afscheid van de tour… met storm, regen en onweer. Het komt totaal onverwachts en binnen een paar tellen is het chaos is het kamp. De tenten wapperen heen en weer in de wind, ze zijn doorweekt en de tentstokken van Sophie breken zelfs en haar tent is plat. Iedereen rent in paniek in het rond om te redden wat er te redden valt met haringen en scheerlijnen. “The Long House” houdt gelukkig goed stand. De volgende ochtend zeggen we Ethiopië vaarwel en zijn we in Kenya. Hier spreken de mensen redelijk goed Engels en er zijn simkaarten te koop die echt werken. Twee fietsdagen later bereikt de tour Marsabit, waar we een rustdag hebben. Kenya is prachtig, de mensen zijn vriendelijk, het sanitair functioneert naar behoren, er zijn geen stenen en stokken, maar er is wel altijd tegenwind. In Marsabit logeren we in bij de zusters in het rustige, vredige nonnenklooster. De nonnen verzorgen ons, ze maken ontbijt, ze doen onze was, en ze verkopen zelfs koud bier. En ze doen goede zaken met de dorstige fietsers op hun tocht naar Kaapstad.

Rediet en Behailo

We hebben Gondar achter ons gelaten en we hebben Dahir Bar bereikt, waar we vanavond een feestje en morgen een rustdag zullen hebben. We lopen door een drukke winkelstraat als twee kleine Ethiopische jongens tegen ons beginnen te praten: “What’s your name? Where are you from?” Hun Engels is best goed, beter dan wat we gewend zijn van de mensen die spontaan tegen ons beginnen te praten. We geven antwoord en dan stellen ze zich netjes voor: Rediet, 14 jaar, en Behailo, 13 jaar. Ze vragen of we ok zijn. Ja we zijn ok . Waar zijn we dan naar op zoek? We zoeken kleren voor ons feestje vanavond; het thema is traditioneel Ethiopisch. De jongens weten precies waar we heen moeten en ze nemen ons mee. Nadat onze inkopen geslaagd zijn nemen ze ons mee om nijlpaarden in de Blauwe Nijl te zien. Onder weg blijkt dat de jongens nog een ander plan hebben. Ze loodsen ons via hele kleine stoffige straatjes tussen hele kleine armoedige huisjes mee naar het huis van Rediet. Hij heeft geen ouders meer en woont samen met zijn grootmoeder van 66 in een piepklein huis, eigenlijk een kamer die kleiner is dan een gemiddelde hotelkamer. De muren lijken gemaakt van kranten en modder, het dak van golfplaten en het is duidelijk dat Rediet en zijn grootmoeder van weinig moeten rondkomen. Maar ze zijn heel gastvrij en vrolijk, net als hun buren en de buren van hun buren. We krijgen thee en de hele straat lijkt vereerd met ons bezoek. Dit maak ik in Nederland niet zo vaak mee. Als de thee op is lopen we door naar de Nijl waar geen nijlpaarden zijn maar wel een Ethiopische car wash. De minivans worden gewoon in de rivier gereden om gewassen te worden. De jongens verontschuldigen zich namens de afwezige Nijlpaarden. ’s Avonds viert de tour een gezellig feest met muziek, een buffet, bier en wijn. Er wordt flink gedanst. Als ik de volgende morgen het hotel verlaat op zoek naar een Atm staan Rediet en Behailo me op te wachten. Of we vandaag ook op stap gaan? Ze willen ons een van de beroemde kloosters op een eiland laten zien en regelen een boot, ze zijn goede tour guides. Het klooster is erg mooi en de moeite waard en als toegift zien we vandaag wel nijlpaarden, van heel dichtbij zelfs. Na de lunch volgt het afscheid van de nieuwe jeugdige vrienden. De volgende dag is een busdag, dit heeft vooral te maken met de veiligheid van de fietsers. Zonder inspanning krijgen we zes uur lang meer en meer van het prachtige Ethiopische landschap te zien, maar iedereen is blij als we eindelijk ons kamp bereiken en we de benen kunnen strekken. Een dag later staat ons een van de mooiste fietstochten te wachten die ik ooit heb gemaakt: de Blue Nile Gorge. Over een steile slingerende weg met verschrikkelijk asfalt dalen we ongeveer 1200 meter het Nijldal in. Je kunt je fiets moeilijk laten rollen want voor je het weet ga je veel te hard over de hobbels en de potholes. Mijn Cube heeft het erg naar zijn zin, mijn remmen doen het prima, het uitzicht is adembenemend en ik bereik veilig de brug over de Nijl. Daar begint de klim, want wie het dal ingaat moet er ook weer uit. Het dal wordt bevolkt door bavianen. De weg gaat steil omhoog en tijdens de ruim twee uur durende klim is er rustig de tijd om van het uitzicht te genieten. Onderweg wordt het erg warm en voor de meeste fietsers is dit een hele zware dag, misschien wel de zwaarste dag tot nu toe, maar wel erg de moeite waard. Boven aan de klim is ons kamp, er is een koude douche en er is bier, wat willen we nog meer? De twee volgende dagen rijdt de tour door het prachtige glooiende landschap van Ethiopië op weg naar Addis Ababa. Het is eerlijk gezegd wel een beetje jammer dat de fietsers continu op hun hoede moeten zijn om de stenen en stokken van de kinderen langs de weg te ontwijken. Het blijft een vreemde gewoonte… Aan het einde van de tweede dag bereiken we Addis Ababa en rijdt de tour in konvooi de stad in. Er zijn protesten in de stad, er zijn veel mensen op de been, vooral jonge mannen, en het leger is ingeschakeld om de orde te handhaven en de sfeer is gespannen. Wij krijgen politiebegeleiding en bereiken veilig en zonder problemen ons nieuwe kamp, de golfclub van Addis Ababa. Hier merken we niets van de onrust in de stad, hier eindigt de tweede sectie van de Tour d’Afrique en hier zullen Greg, Bob, Ashraf en Joost afscheid nemen. Voor hun zit de reis erop en zij maken plaats voor zeven nieuwe deelnemers. Oorspronkelijk is er één rustdag gepland maar vanwege de protesten is er vandaag een verplichte tweede rustdag. Morgen zullen we met de bus de stad verlaten en dan kunnen we eindelijk weer fietsen. We hebben nog een lange reis te gaan maar iedere dag komen we een klein beetje dichter bij Kaapstad.

 

Je zult ervan houden of het vreselijk vinden. Of beide…

Twee rustdagen en eindelijk weer eens internet. WhatsApp werkt niet in dit hotel maar het is een goed moment voor een nieuw bericht op de blog. Het lijkt erop dat simkaarten en internet in Ethiopië nogal misterieus en sporadisch werken en dus is het mogelijk dat de volgende blog ook weer even op zich laat wachten. Het is niet anders. Eerst even ophelderen wat EFI precies inhoudt: EFI betekent “Every F***ing Inch” en komt erop neer dat een deelnemer van de Tour d’Afrique alle etappes op de fiets aflegt. Misschien lijkt dat logisch maar het zijn 12.000 kilometers en de meesten van ons zullen wel een keer last hebben van ziektes of blessures waardoor ze niet kunnen fietsen. In dat geval kan je met de grote truck of met de lunch truck meerijden en gaat je fiets op het dak. En dan ben je dus niet meer EFI. Het EFI klassement staat op de TDA website, maar gelukkig is het voor de meesten van ons geen doel. Stiekem zou iedereen natuurlijk wel EFI willen zijn maar soms is het beter om een dag te herstellen en aan te sterken en daarna weer te kunnen genieten. Sinds de vorige keer heeft de tour 800 kilometer afgelegd, van Khartoum in Soedan naar Gondar in Ethiopië. Dit deel van de reis bestaat uit zes etappes, eerst vier vlakke etappes in Soedan van elk ongeveer 150 kilometer en dan twee bergetappes in Ethiopië van 100 kilometer. Gaandeweg verandert het Soedanese landschap van zandwoestijn in savanne. Het is mooi. De architectuur verandert ook, de hutjes met hun platte daken maken plaats voor rondje huisjes met een puntig rieten dak. Tenslotte verandert ook het asfalt. Van superglad en mooi asfalt komen we terecht op wegen waarvan het lijkt als de Chinezen zijn vergeten ze af te maken. Het is hobbelig, overal zijn potholes, de toplaag ontbreekt en soms is er eigenlijk geen asfalt. De vlakke etappes zijn eigenlijk makkelijk, vooral voor degenen die op tijd beginnen en goed doorrijden. Die zijn voor tien uur bij de lunch en tussen twaalf en één in het kamp en op die manier rijd je relatief koel en vermijd je de ergste hitte. Voor degenen die rustiger aan doen en hun tijd nemen om onderweg uitgebreid te stoppen bij de diverse “Coke Stops” is het zwaarder. Zij hebben maximaal te leiden onder de kracht van de zon en dat is te zien aan de gezichten bij aankomst in het kamp. Ondanks de aanslag op ons lichaam blijven de meesten van ons opvallend goed gehumeurd en de sfeer in de groep is erg goed. De lokale Soedanese televisie maakt uitgebreid opnames van de tour, ze doen interviews en ze maken opnames van de fietsers onderweg. Ook ontmoeten we de minister van tourisme en sport, het is overigens onduidelijk of het hier gaat om een lokale bestuurder of landelijk maar dat doet er niet toe want hij brengt Pepsi en flessen water mee. Hij begrijpt wat fietsers nodig hebben. De vijfde etappe begint met de grensovergang van Soedan naar Ethiopië. Bij de grens is het een gezellige drukte, er is genoeg tijd voor koffie en foto’s en onze tour trekt heel veel bekijks. Wanneer de fietsers rustig zitten staan er soms wel meer dan honderd geïnteresseerde mensen en iedere beweging van één van de fietser wordt aandachtig geanalyseerd. Het passeren van de grens vergt weinig papierwerk, maar toch moeten we in vier verschillende rijen plaatsnemen voordat we afscheid kunnen nemen van Soedan en Ethiopië ons welkom heet. Ethiopië, tot nu toe het meest besproken land in de tour. Ze zeggen dat je er van zult houden, of je zult het vreselijk vinden, of allebei. Allereerst zijn er de kinderen die met stenen naar fietsers gooien. Dat doen ze al jaren en niemand weet precies waarom maar het maakt ons wel zenuwachtig. Ten tweede is Ethiopië het land in de tour waar de meeste fietsers ziek worden. Het verhaal is dat als we eenmaal in Kenia zijn dat de ergste problemen met onze ingewanden wel voorbij zullen zijn, maar zover is het nog niet. We zullen zien. En iets waar een aantal fietsers al lang naar uitkijken is dat we in Ethiopië weer bier kunnen krijgen. Dat lukt zelfs al voordat de paspoortcontrole helemaal klaar is. Een aantal fietsers lukt het om al wachtend in de rij een aantal flessen bier naar binnen de werken. Dit feest sla ik over. De eerste etappe door Ethiopië is naast bergachtig ook heel vrolijk en kleurrijk. Het begint al direct na de grensovergang waar een vrouw van een winkeltje ons uitnodigt in haar piepkleine huisje om met haar te eten. Heel gastvrij en gezellig, maar achteraf vrees ik dat ik dat beter niet had kunnen doen… Onderweg lachen en zwaaien de mensen naar ons en ze moedigen ons aan. Vooral de kinderen, die roepen de hele tijd “jioe jioe jioe jioe” en hoewel het vrolijk klinkt is het me niet helemaal duidelijk wat “jioe jioe jioe jioe” betekent. Trouwens, wat zijn er veel mensen in Ethiopië! Wie langs de kant van de weg stilstaat verzamelen binnen een paar tellen talloze Ethiopiërs om zich heen. Het zijn vooral kinderen maar de vrouwelijke fietsers verzamelen ook heel veel mannen. Een poging om ze te tellen leidde tot een resultaat van meer dan honderd en ook tot een grote hilariteit onder de toeschouwers zodra ze door kregen dat zij niet alleen de fietsers bekeken, maar zij ook zelf bekeken werden. Naast is een vrolijke boel is het ook een beetje bedreigend want de grijpgrage vingers zitten overal aan, rugzakken, fietsen, fietstassen, en zelfs dames. Ethiopië, je houdt er van of je vindt het vreselijk, of beiden. Het landschap in Ethiopië is heel erg mooi. Vanwege de combinatie van hitte en bergen zijn de etappes zwaar. Onderweg vliegt er regelmatig een steen in onze richting. Gelukkig kunnen de Ethiopische kinderen slecht mikken en missen de meeste stenen hun doel. Eén keer wordt ik geraakt maar het is gelukkig niet ernstig. Frank uit Canada krijgt wel een voltreffer op zijn rug, met een flinke schaafwond en een bloeduitstorting tot gevolg. Bij aankomst in ons hotel waar we twee rustdagen zullen hebben is iedereen blij en wordt er flink gevierd, met bier. Voor mij is deze dag het begin van gerommel in mijn buik. Bier helpt niet en al gauw voel ik me flink beroerd. Het lukt nog wel om op de eerste rustdag de oude paleizen en de mooie kerk in Gondar te bezoeken. Deze staan op de lijst van werelderfgoed en het bezoek is de moeite waard. Daarna vertelt mijn lichaam me dat ik rust en regelmatig toiletbezoek nodig heb. Zou het de maaltijd aan de grens zijn geweest? Ik weet het niet. Ik luister naar mijn lichaam en met korte tussenpozen slaap ik van vier uur ‘s middags tot acht uur de volgende ochtend. Heerlijk! Dat had ik nodig want we hebben nog vele kilometers te gaan tot Kaapstad.

Desert Camp en snelweg naar Khartoum

De limoen-kip in Dongola is uitstekend bevallen. Woensdagochtend klinken rond vijf uur de eerste geluiden in het kamp in Dongola. Onze luchtbedden lopen leeg, onze slaapzakken worden ingepakt, onze tentstokken ingeklapt en onze daily bags dichtgeritst. Het is nog donker en iedereen draagt een hoofdlamp, zodat dit schouwspel er uit ziet als een chaotische verzameling van dansende lichtjes. Hoewel iedereen wat meer routine krijgt is het toch een uurtje werk. Voor degenen die klaar zijn met de opbreek- en inpakprocedure heeft Miles vanaf kwart voor zes een grote pot warme koffie klaarstaan en dat is lekker want het is koud ‘s ochtends voor zonsopgang. Om zes uur is het ontbijt wat meestal uit muesli of havermoutpap, bananen, appels, brood, Nutella, pindakaas, en nog meer fietsers voedsel. We moeten goed eten en het ontbijt is de belangrijkste maaltijd van de dag. Daarmee moet je immers fietsen. Op het programma staat een vlakke rit van 143 km in de richting van Khartoum. Bij het verlaten van Dongola blijkt dat we wind mee hebben en de groep kan lekker doorrijden. Over de rit zelf valt weinig te vertellen zonder in herhalingen te vallen: een eindeloze streep asfalt door een uitgestrekte vlakte van zand, net als eerdere dagen. Het verkeer verandert wel: er zijn veel meer trucks en autobussen op de weg, naast elkaar rijden is gevaarlijk en wanneer de tegemoet komende Soedanese buschauffeurs besluiten om in te halen kun je maar beter maken dat wegkomt van het asfalt en je heil in het zand naast de weg te zoeken. Er wordt flink doorgereden vandaag en na aankomst in “Dead Camel Camp” voel ik me niet erg lekker, ik heb last van flinke krampen in mijn buik en voordat ik mijn tent opzet lig ik een uurtje bij te komen op het zand in de schaduw van de grote truck. Genoeg drinken is belangrijk en dat helpt. ’s Avonds bezoeken we met onze Soedanese begeleiding een piepklein dorp waar we heel hartelijk welkom worden geheten door de lokale bevolking. Het moet vreemd zijn voor deze mensen want zomaar totaal onverwacht zitten er twaalf zonverbrande westerse hoofden in hun huis. Ze voorzien ons van thee met geitenmelk en we proberen in gesprek te gaan. Uit de vertaling van onze begeleiding blijkt dat de Soedanese bevolking er automatisch vanuit gaat dat wij Chinezen zijn. De Chinezen waren hier acht jaar geleden en hebben de weg geasfalteerd en elektriciteit aangelegd. Dankzij hun zitten we in het schemerlicht van een kleine gloeilamp. Het misverstand wordt opgehelderd en onze gastheer wil weten waar we dan wel vandaan komen en wat ons beroep is. Hij hoopt dat zijn kinderen en kleinkinderen later een goede opleiding kunnen volgen en arts kunnen worden. Een belangrijke vraag die de Soedanese gastheer ons stelt is: “Waarom fietsen jullie eigenlijk dat hele stuk van Cairo naar Kaapstad?” Dat is een goede vraag. De volgende dag staat ons weer een etappe van 143 km te wachten. Alexandra, Tom en ik rijden de hele dag met z’n drieën en dankzij de meewind kunnen we weer flink doorrijden. Na aankomst blijkt dat bij een inhaalactie van een autobus het de ongelukkige Neel uit Ierland niet is gelukt om het stuur recht te houden en hij valt van de fiets. Gelukkig valt de schade aan fiets, lijf en leden mee, maar de schrik zit er wel een beetje in. ’s Middags zetten we onze tenten op in het zand. Er staat een harde wind en het lukt niemand om kleren, daily bag, tent, slaapzak, wenkbrauwen en haren vrij te houden van het fijne woestijnzand. Het zit echt overal! Vrijdag fietsen we 147 km, weer vlak en weer met wind mee. Deze keer besluit ik om voor de verandering een keer in mijn eentje door de woestijn te rijden. Het droge zanderige landschap is eentonig en mijn gedachten dwalen heerlijk af. Ook Nederland komt langs, inclusief zoveel enthousiaste, lieve, dierbare mensen die ik al een tijd niet meer heb gezien. Voor een Nederlandse fietser zijn de omstandigheden ideaal en ik vind het heerlijk om op deze manier de eindeloze woestijn om mij voorbij te zien glijden. Natuurlijk is er weer een lunch en na vier uur ben ik in ons volgende kamp, weer in de woestijn. De benen voelen geweldig en de gps vertelt me dat ik gemiddeld 37 km/uur heb gereden… niet gek. Rond half acht lig ik in bed en binnen een paar minuten slaap ik. De wind wakkert flink aan en ik word wakker van het geklapper van mijn tent. Het is nog donker. Ik vraag me af hoe ik in deze wind straks mijn tent fatsoenlijk kan afbreken, opvouwen en inpakken… het waait zo hard. Hoe laat is het eigenlijk? Het is kwart voor elf, ik heb nauwelijks drie uur geslapen… Ik draai me om in mijn warme slaapzak, ik luister naar de wind en ik val weer in slaap. De volgende ochtend is het koud maar de wind is gaan liggen en de tent is zo ingepakt. Vandaag is het zaterdag en rijden we naar Khartoum. Het is een korte rit die bestaat uit 66 km naar de lunch buiten Khartoum en dan 20 km in konvooi door de stad. Niemand heeft haast. Maar wanneer ik onderweg Tom uit Engeland tegenkom gaat bij ons het gas toch open, we zitten immers toch op de fiets en we hebben wind mee. Op 30 km passeren we een controlepost van de politie. De agenten hebben kennelijk instructies om ons te begeleiden want vanaf dan tot aan de lunch rijden zij met loeiende sirene voor ons uit en houden zij de weg vrij van verkeer. Tom rijdt voorop, hij is heel sterk, hij heeft er lol in en regelmatig gaat het boven de 50 km/uur. Bij die snelheid houdt het verzet van mijn mountainbike echt op en krijg ik het niet meer bijgetrapt. Twee kilometer voor de lunch hou ik het niet meer vol en moet ik lossen. Inmiddels hebben we de buitenwijken van Khartoum bereikt en in konvooi rijden we na de lunch met falafel naar een luxe hotel waar we ons kamp zullen opslaan. Langs de kant van de weg staat de vriendelijke Soedanese bevolking ons ademloos na te staren of luidruchtig toe te juichen, we trekken veel bekijks. De aankomst in Khartoum betekent het einde van de eerste sectie van onze tour. De crew wordt uitgebreid met een tweede assistant tour director, Steph uit Canada. Zij heeft op mijn verzoek twee smalle banden meegenomen voor mijn mountainbike, geschikt voor asfalt. Onze chef Miles zal de tour hier verlaten, hij wordt opgevolgd door Mark uit de Verenigde Staten. Trixie zegt ook vaarwel en keert terug naar Basel. Voor haar zit het er op en maandag zal zij weer aan het werk zijn. Dat wordt wennen. In Khartoum komen er twee nieuwe fietsers bij voor de tweede sectie van de tour die ons door Ethiopië zal leiden. Na al het zand van de afgelopen dagen kies ik voor luxe en ik ruil mijn tent in voor een hotelkamer met bad, douche en airconditioning. Op weg naar Kaapstad zal ik nog vaak genoieg in mijn tent slapen.

Soedan, tellen of wegen?

Welke dag is het vandaag? Ik ben de tel een beetje kwijt. In ieder geval ben ik heel blij om al jullie enthousiaste reacties op mijn blog te zien! Hopelijk begrijpen jullie dat ik niet op alle reacties afzonderlijk reageer. Er is sinds 2005 heel wat veranderd in de Tour d’Afrique. Voor een deel hebben de Chinezen dat op hun geweten. Zij hebben het Afrikaanse continent ontdekt en overspoelen het met asfalt en andere infrastructuur, ongetwijfeld in ruil voor rechten op natuurlijke rijkdommen. Dankzij hun zijn dirt, gravel en potholes vervangen voor langgestrekte stukken perfect asfalt. Vroeger was de Tour d’Afrique een race maar met ingang van 2018 is het geen race meer, de snelle rijders gaan nog steeds snel, maar zij kunnen nu ook rustig een langzame etappe rijden zonder consequenties voor hun plaats in het klassement. In vergelijking met 2005 is onze tour een makkie. Ook zullen wij bijna altijd mobiel bereik hebben, op enkele dagen na. De kwaliteit van het netwerk kan sterk variëren, dat hebben we al gemerkt, maar als je direct na de call for prayer het internet op gaat kun je een kwartiertje profiteren van de onbenutte bandbreedte tijdens het gebed. Op zaterdag na de vorige rustdag vertrekt onze grote truck rond 6.30 vanuit Abu Simbel met in zijn kielzog de lunch truck, de security, een konvooi van zo’n 30 fietsers en natuurlijk onze uitgebreide politie escorte. Vandaag nemen we afscheid van onze Egyptische beschermers en zullen we de grens met Soedan overgaan. Er staat een overtocht van het gigantische stuwmeer met een veerpont op het programma, gevolgd door 35 km fietsen, de grensovergang en weer 35 km fietsen naar het volgende kamp in Wadi Halfa. Sportief gezien geen enkel probleem maar de formaliteiten bij de grens zullen een grote uitdaging zijn voor ons geduld, zo voorspelt Tallis onze tour director. De overtocht met de veerboot is een avontuur op zich. Het aantal vrachtwagens wat men op de boot weet te krijgen is ongelooflijk! Geen centimeter blijft onbenut. Dat ondervindt ook de peperdure Harley Davidson van Paul, een Nederlandse toerist die we bij de pont ontmoeten. Door het manoeuvreren van de vrachtwagens gaat de boot flink heen en weer en valt zijn stoere motor om. Het ding weegt 400 kg en er zijn ongeveer zeven kleine Egyptenaren nodig om de Harley weer overeind te krijgen. Paul kan er niet om lachen. Dat snap ik. Verder zijn er geen problemen en na een klein uurtje varen kunnen eindelijk weer een stukje door de woestijn fietsen. Wanneer we nog maar een kwartier onderweg zijn klinkt er een harde klap en een korte felle sis. Uit een snelle inspectie van de achterband blijkt dat een schroef van zo’n vier centimeter zich dwars door het rubber heeft geboord. Tijd om mijn achterband te vervangen. Alle fietsers die langskomen stoppen om te helpen en met zo’n twaalf man is de klus snel geklaard. We fietsen zo snel we kunnen naar de grenspost. Onze haast maakt plaats voor het broodnodige geduld want na het invullen van naam, adres, paspoort, reisdoel, bestemming, herkomst, nationaliteit, en nog veel meer details op minimaal vier formulieren, duurt het ongeveer vier uur voordat de Egyptische autoriteiten ons het land laten verlaten en de Soedanese autoriteiten ons welkom heten. Dat doen ze dan wel heel erg hartelijk! Nog 35 km te gaan, waarvan 30 voor de wind en 5 tegen, en die proberen we in een groepje van vijf zo hard mogelijk af te leggen. De energie die we in de wachtkamers hebben opgespaard moet er kennelijk uit. Dan zijn we bij Wadi Halfa waar we ons eerste kamp in Soedan opslaan. We kopen een lokale sim-kaart en we wisselen geld. Als je honderdvijftig US dollar in wisselt in briefjes van vijftig en twintig Soedanese pond dan krijg je zo’n grote stapel geld dat je je een rijk man voelt. Alistair, met wie het inmiddels weer helemaal goed gaat, vraagt zich af of hij de stapel biljetten moet tellen of wegen? Ons kamp is in een park in het piepkleine stadje. ‘s Avonds kunnen we daar koffie drinken en enkelen van ons proberen de sisha. Deze keer smaakt ‘ie naar munt, ik ben er niet kapot van. De koffie hier lijkt op Turkse koffie en is erg lekker! Een welkome afwisseling met de instant koffie waar we het in Egypte regelmatig mee moesten doen. Op zondag zullen we 150 km door de Soedanese woestijn rijden. De instructies die Tallis geeft zijn simpel: “Links af het kamp verlaten en na 150 km rechts naast de weg je tent opzetten.” Daar hebben we geen gps voor nodig. Ik rij rustig en ik kom steeds in een andere groep terecht. De omgeving bestaat voornamelijk uit zand, maar tijdens de rit verandert de kleur van het zand van goudgeel naar grijs en er verschijnen antraciet grijze rotsen die langzaam maar zeker groter worden en uiteindelijk overgaan in kleine rotsgebergte. Ryan, onze lunch truck driver uit Canada, verzorgt weer een prima lunch. Pita brood met komkommer, tomaten en eiersalade. Ook staat er gelukkig weer pindakaas voor de liefhebbers zoals ik. Na de lunch rij ik samen met Frank uit Canada. Hij is een ervaren fietser en een geweldige fotograaf. Gelukkig vindt hij het leuk om mij uit te hoe hij zijn foto’s maakt en regelmatig stoppen we even zodat ik onder zijn begeleiding kan proberen om de schoonheid van dit prachtige landschap vast te leggen. Het is leuk. We bereiken rond twee uur ons kamp. Het is weer een woestijnkamp, vlakbij een heel klein dorp, en we zijn volledig aangewezen op de faciliteiten van onze grote truck. De Nijl is vlakbij en we nemen een fris bad in het snel stromende water. Tot zonsondergang is iedereen erg blij met de schaduw van de grote truck. De volgende dag is het maandag en zullen we niet fietsen. Vanwege de vakantiedag van de douane die een extra rustdag in Luxor tot gevolg had, moeten de verloren tijd inhalen dan dat doen we met de bus. Of eigenlijk met twee minivans, waarin je met 1.92 m tamelijk opgepropt zit, onze grote truck, de lunch truck, onze security en een grote truck voor onze fietsen. Die laatste is normaal gesproken ongetwijfeld in gebruik voor het transport van kamelen. Ik merk dat ik moe ben want af en toe vallen mijn oogleden even dicht. Na 261 km slaan we ons kamp op bij Dongola, vlak aan de Nijl, en het is weer een perfecte plek voor een frisse duik. Het stadje Dongola is gezellig en chaotisch druk, iedereen is heel erg vriendelijk, en ze serveren er heerlijke limoen-kip, falafel en bonen. De stapel geld is na het bezoek aan de stad nog maar nauwelijks geslonken. Op dinsdag is er een sightseeing trip naar enkele van de 293 Soedanese pyramides. Op zich heel erg aantrekkelijk, ware het niet dat de trip onder andere uit vier uur minivan bestaat. Dat ken ik nu wel en daarom blijf ik lekker ontspannen in het kamp. Ik ben niet de enige. Het geeft me de tijd om de was te doen, alle electronica op te laden, en om deze blog te schrijven met uitzicht op de Nijl, en zodadelijk op zoek te gaan naar een limoen-kip maaltijd. Ik weet het inmiddels weer, het is dinsdag vandaag. Deze ontspannen rustdag op onze tocht naar Kaapstad bevalt me prima.

Zand, zand, en nog eens zand

Op woensdag vertrekken we voor zonsopgang voor een etappe door de woestijn op weg naar Abu Simbel. Ik heb geen haast vandaag en rij in een rustige groep. Al snel blijkt het voordeel van de mountainbike. De Egyptenaren hebben de weg opgebroken en de route daalt een paar kilometer over zand, grind en stenen. De Cube is in z’n element en al snel rij ik in mijn eentje. Terwijl de weg verandert in uitstekend asfalt verandert het uitzicht van de groene palmen langs de Nijl in de uitgestrekte zandvlakte waarover de desert highway ons 300 km lang naar Abu Simbel zal leiden. Nu ik toch alleen ben kan ik net zo goed de koffiemolen aanzetten. En dat is lekker! Al snel bereik ik de koplopers en daarmee is het verhaal van deze en de volgende etappe eigenlijk al afgelopen. De omgeving bestaat twee dagen lang uit zand, zand, en nog eens zand, de weg uit goed asfalt, het gezelschap uit de snelste fietsers, en het weer uit zo’n en wind. Halverwege slaan we letterlijk midden in de woestijn ons kamp op. Het eten is weer prima, de zonsondergang is prachtig en ’s nachts staan er meer sterren aan de hemel dan ik ooit heb gezien. Het is wel heel koud en een goede slaapzak is onmisbaar. Mijn mummie doet het gelukkig goed. Donderdag voelen mijn benen goed, heel goed. Het lijkt alsof de training van de afgelopen negen dagen z’n vruchten begint af te werpen en na ruim 150 km met steeds hetzelfde uitzicht en hetzelfde koffiemolentje ben ik bijna teleurgesteld dat we Abu Simbel bereiken en dat het tijd is om af te stappen. ’s Middags bezoeken Alistair, Neel, Osama, Alexandra, Jenna, Marty en ik de tempel. Onvoorstelbaar hoe de oude Egyptenaren zo’n bouwwerk konden bouwen, en hoe ze de tempel duizenden jaren later hebben verhuisd naar hogergelegen grond zodat hij niet verloren zou gaan in het gigantische stuwmeer. Petje af. We zijn nu bij de grens met Soedan en daar gaan de biergenieters onder ons een zware tijd tegemoet, de drooglegging. Daarom nemen ze er nog maar een maar een avondje flink van. ’s Nachts is er in het kamp het geluid van honden, moskeeën  en snurkende fietsers. Het geeft allemaal niks want vrijdag is een rustdag: de was doen, de fiets onderhouden, de daily bag aanvullen vanuit de voorraden in de permanent bag, wat eten in het kleine stadje, en voor een enkeling zelfs nog een biertje. Deze keer sla ik over… Morgen gaat de tour de grens over en laten we Egypte achter ons. Dan zijn er nog negen landen te gaan op weg naar Kaapstad.

 

Hello! Welcome!

NuIedereen besteedt de rustdagen in Luxor op z’n eigen manier. Sommigen doen de sightseeing tour in de Vallei der Koningen en bezoeken de tempels van Luxor en Karnak. Anderen, waaronder ik, doen lekker rustig aan met een wandelingetje door de souks, de was, en natuurlijk Egyptisch eten en af en toe een biertje. De mensen in de groep leren elkaar kennen en het is gezellig. Ik neem de Cube onderhanden want de mountainbike heeft als nadeel dat je niet echt diep kan zitten, zoals op de gravelbike of de roadracer, en bovendien is het profiel van mijn banden een beetje nobby voor de omstandigheden in Egypte. En dat kost alleen maar energie en tijd. Ik mag banden van Marty lenen en ik krijg stuurlint van Morris. Op deze manier is mijn fiets geschikt voor asfalt en kan ik pijnloos met mijn onderarmen op mijn stuur leunen. Op de dag dat Alistair gevallen is had hij tijdens het eten van een energy bar een vulling uit één van z’n kiezen verloren. De energy bars die we krijgen zijn namelijk nogal plakkerig. In Luxor gaan we samen op zoek naar een tandarts om de zaak weer in orde te laten maken. We komen terecht in een klein, donker, onverhard steegje waar een heel smal deurtje naar een donker trappenhuis leidt. We kijken elkaar aan… de kies moet gevuld dus we hebben geen keus, we moeten wel naar binnen. Op de eerste verdieping is het even duister als beneden, op de tweede verdieping brandt licht. We gaan naar binnen en er zit een Egyptenaar die gebaart dat we door kunnen lopen. Doorlopen naar een wit geschilderde kamer met een tandartsstoel, een paar boren, en een kleine man die Engels spreekt en zich voorstelt als de tandarts: “extraction or filling?” Kennelijk is het in Egypte vrij normaal om bij graatjes gewoon de kies te trekken, maar Alistair is van plan om tijdens deze reis al zijn kiezen te houden dus de tandarts gaat aan de gang. Geen woorden maar daden en het leed is snel geleden. De prijs, daar moet de kleine Egyptenaar toch even over nadenken… Kan hij misschien een slaatje slaan uit het leed van deze Schot? Tweehonderd pond zegt hij, dat is ongeveer 10 euro. En Alistair staat heel snel opgelucht weer buiten. De volgende dag staat een etappe van 113 km op het programma. Ik heb sinds afgelopen vrijdag de bijnaam “The Flying Dutchman” en daarom vragen de snelle mannen mij mee in hun groep. De tocht gaat langs de oostoever van de Nijl naar het zuiden. Tallis, onze tourdirector uit Zuid-Afrika, heeft ons ’s ochtends tijdens de rider-meeting gewaarschuwd dat we misschien met stenen glooiende kinderen te maken zullen krijgen. Fietsend door de kleine dorpjes zien we heel veel kinderen die buitengewoon geïnteresseerd zijn in deze bont uitgedoste stoet van westerse fietsers. Maar in plaats van met stenen gooien roepen ze “Hello!” en “Welcome!”. De rit verloopt probleemloos, we hebben mooie uitzichten, rijden tussen palmbomen en door kleine dorpjes en lunchen op een mooie locatie langs de Nijl. Het Egyptische verkeer bestaat vooral uit Tuktuks en ezeltjes. De wegen zijn een stuk smaller dat wat we tot nu toe gewend waren en eindelijk krijgen we het gevoel dat contact maken met het land en de mensen. We kamperen in een openbaar park, zoals gewoonlijk weer bewaakt door onze lijfwachten met uzi’s en ak47s. Wat een veilig gevoel… ’s Middags bezoeken we de tempel van Horus in Idfu, een prachtige tempel. Er zijn nagenoeg geen toeristen hier, op zich fijn, maar het betekent ook dat iedere Egyptenaar die in de toeristenindustrie werkzaam is zich vol overgave op ons stort om ons een paar ponden lichter te maken. Dat is al snel heel vervelend en we gaan terug naar het kamp. ‘s Avonds en ‘s nachts is het koud, echt koud, en iedereen ligt vroeg in z’n tent. Vandaag doen we 103 kilometer, dit keer langs de westoever van de Nijl. Vandaag is een makke. Omdat we vroeg vertrekken is het nog niet warm. We hebben wind mee en het asfalt is goed. We rijden door kleine dorpjes, door het groene akkerland langs de Nijl en door de woestijn. We starten om iets voor zeven uur en we zijn tegen half elf op onze bestemming. In Aswan is het warm, erg warm, de meesten van ons slaan de sightseeing over en zoeken een plekje in de schaduw. De komende twee dagen zullen we naar Abu Simbel rijden en de Sudanese grens naderen. Morgen zitten de eerste duizend kilometer er op. Nog bijna elf duizend te gaan tot Kaapstad.